Wie op elk moment van de dag of zelfs nacht van zijn tuin wil genieten zorgt best voor een goede tuinverlichting. Deze kan voorzien worden door een tuinarchitect, een lichtadviseur of door jezelf. Hiervoor is het handig te weten welke verlichting je best op welke plek zet.
Om het werk eenvoudiger te maken voorzie je best gepaste stroomvoorzieningen bij de aanbouw.
De functionele verlichting is zoals de naam verhult functioneel. Dit zijn de lampen langs de paden, de trappen en aan de inkom.
Sfeerverlichting zorgt dan weer vooral voor de sfeer, een gezellige toets. Zo kan je bijvoorbeeld spots richten op een mooi beeld in de tuin.
Wie het hele jaar door wil genieten van de seizoensgebonden kleuren die de natuur biedt kan bedienbare spots installeren.
Grondspots worden tegenwoordig vaak gebruikt. Het zijn lampen die in de grond worden ingegraven en op dezelfde hoogte liggen. Ze schijnen recht omhoog en laten zo decoratieve planten extra goed uitkomen, zonder vertekende schaduwlijnen weer te geven. Deze verlichtingsvorm heeft echter wel een duurder prijskaartje.
De traditionele terrasverlichting heeft de laatste jaren plaats geruimd voor nieuwe verlichtingsmethodes. Zo wordt er niet langer een grote verlichtingslantaarn op het terras geplaatst, maar wordt er meer gebruik gemaakt van verlichting rond het terras. Het grote voordeel is dat je zelf niet meer onmiddellijk in het licht zit en dat de insecten op een afstand blijven. Wel zal de verlichting nog steeds voor voldoende verlichting zorgen.
Er zijn twee soorten automatische verlichting. Er zijn de buitenlampen die werken met een schemerschakelaar en dus reageren op licht en de buitenlampen die aangesloten zijn op een infraroodbewegingsmelder en dus reageren op beweging. Deze zijn vooral praktisch zijn om inbrekers af te schrikken. Het minpunt van de goedkopere sensoren kan echter zijn dat deze zelfs aangaan bij de beweging van dieren.
Iedereen droomt wel van vers fruit in zijn eigen tuintje. Toch is het van belang om je fruitbomen te snoeien en dit op de juiste manier. Hierbij moet men met enkele zaken rekening houden:
In de eerste levensjaren moet een fruitboom amper gesnoeid worden. Enkel de takken die te fel door elkaar groeien dienen te worden afgeknipt. Na ongeveer 15 jaar is je fruitboom wel klaar om gesnoeid te worden. De vruchten zullen dan kleiner worden en de boom zal moeten worden gesnoeid de eerstkomende winter.
Later moet de boom steeds weer gesnoeid worden om de knoppen de nodige voedingsstoffen te kunnen geven. Om de groei te bevorderen is het noodzakelijk dat dit in het voorjaar gebeurt, bij een temperatuur van boven de 0°C zonder neerslag. Dit om geen belemmering te vormen bij het genezingsproces van de snoeiwond en het risico op infectie en andere ziektes te beperken.
Bomen moeten gesnoeid worden met een gepaste snoeischaar. Deze moet deze scherp genoeg zijn! Een botte schaar zou immers als gevolg kunnen hebben dat je de takken kapot maakt en de boom bijgevolg ziek wordt. Verder moet je je schaar aanpassen aan de hoeveelheid die je moet snoeien en de grootte van de takken.
Wie een beginneling is in het snoeien oefent best op makkelijkere boomsoorten zoals appelbomen. Deze snoei je best tussen december en maart. Bij oudere bomen kan dit zodra de bladeren gevallen zijn, bij jonge bomen wacht je best tot het voorjaar om vriesschade te beperken.
Nu je weet waar je rekening mee moet houden rest er enkel nog het snoeien zelf. Hierbij moet je jezelf eerst afvragen wat je doel is. Een smalle boom, een bredere boom of enkel bijsnoeien zodat de vorm behouden blijft?
In elk geval moet je ervoor zorgen dat de takken van voldoende zonlicht worden voorzien. Anders kunnen de knoppen niet groeien. Ook de dode, steile en kruisende takken moeten zeker worden gesnoeid. Enkel zo kan je ziektes voorkomen.
Er bestaan twee groepen algen: de zweefalgen en de draadalgen. Zweefalgen zijn eencellige organismen en zijn zodanig klein dat ze met het blote oog niet waarneembaar zijn. Doordat ze zich erg snel kunnen vermenigvuldigen, komen ze meestal met miljoenen per liter voor, wat het water groen doet kleuren. Draadalgen zien eruit als lange slierten en zijn in tegenstelling tot voorgenoemde soort wel zicht- en tastbaar. Ze kunnen drijven door het water of zich vasthechten aan de bodem. Gezond water brengt altijd wat draadalgen met zich mee, maar als de groei overmatig wordt kunnen ze schadelijk zijn voor de vijver.
De overmatige aanwezigheid van algen wijst op het feit dat er iets mis is met de vijver. De exacte oorzaak kan soms moeilijk te achterhalen zijn. Doordat algen hun energie uit afvalstoffen halen, wijzen ze meestal op vervuild water. Daarnaast kunnen heel wat andere directe en indirecte oorzaken aan de basis liggen.
Algen kunnen soms moeilijk weg te krijgen zijn. Het is dus beter preventief te zijn en er alles aan te doen om hun aanwezigheid te voorkomen. Hieronder volgen enkele tips.
Als je een vijver wilt aanleggen, moet je ook bij de keuze van de locatie op een aantal zaken letten. Op de plek waar de vijver gaat komen, liggen best geen grote stenen, boomwortels of ondergrondse leidingen. Dat zou het graven alleen maar bemoeilijken.
Ook moet de bodem op de plek die je uitkiest stevig genoeg zijn, zodat de vijver niet verzakt. Stroomvoorziening is noodzakelijk om een vijverpomp of –fonteintje op aan te sluiten.
Als je wilt dat je vijver gezond blijft, moet je ervoor zorgen dat deze een paar uur per dag rechtstreeks zonlicht krijgt. De zon warmt het water op, wat op koudere dagen goed is voor de vissen en andere dieren die in en rond de vijver leven. Maar te veel zonlicht is ook niet goed voor de vijver. Een te hoge temperatuur stimuleert namelijk de algengroei in de vijver.
Je kan je vijver best niet te dichtbij bomen of grote struiken aanleggen. De wortels kunnen namelijk de vijverfolie beschadigen. In de herfst zullen er bovendien veel bladeren in het water terechtkomen. De vijver kan je dus best aanleggen op een beschutte plaats.
Als je je vijver aanlegt in een hoek van de tuin waar te veel wind is, kan het de opwarming van het water belemmeren. Op die manier kan de plantengroei verminderd worden. Te veel wind kan er ook toe leiden dat er tuinafval in het water terechtkomt. Daardoor zal de kwaliteit van het water verslechteren. Kies dus voor een beschutte locatie voor je vijver.
De beste periode om te snoeien is het voorjaar. Dit is de ideale periode om laatbloeiers, zoals de zomer- en herfstbloeiers te snoeien. Voor de lente-bloeiers kan je best wachten tot nadat de bloemen volledig uitgebloeid zijn.
Om te snoeien moet je over goed materiaal beschikken. Zonder het juiste materiaal kan je jezelf en misschien ook anderen pijn doen.
Om te snoeien heb je het volgende nodig:
– Een snoeischaar
– Een heggenschaar
– Een takkenschaar
– Een boomzaag
– Een handzaag
– Een kettingzaag
– Handschoenen om in de tuin te werken
– Oorbeschermers.
Eerst moet je de struiken en bloemen snoeien. Dit doe je door eerst met je vingers de verwelkte bloemen af te knijpen. Daarna ga je met de snoeischaar en takkenschaar de verwelkte bloemen van vaste planten verwijderen. Beide methodes zorgen ervoor dat de bloei van nieuwe bloemen versnelt.
Daarna moet je de hagen aanpakken. Zorg ervoor dat jonge hagen kort blijven, zodat ze zich mooi kunnen sluiten. Hogere hagen kan je iets minder snoeien. Zorg ervoor dat de haag beneden breder is dan het bovenste deel. Zo kan elk deel van de haag zon opvangen. Gebruik bij het snoeien van de haag een takkenschaar en heggenschaar.
Tot slot moet je aan het grote werk beginnen: het snoeien van de bomen. Verwijder droge takken en takken die verkeerd gericht zijn. Slappe en beschadigde takken moet je afsnijden. Zorg ervoor dat nieuwe scheuten op de stam niet kunnen groter worden. Gebruik bij het snoeien van bomen een takkenschaar en een snoeischaar voor de kleinere takken. De grote takken moet je verwijderen met een snoeizaag, boomzaag of kettingzaag. Dek de wonden van de bom af met een wondafdekmiddel.
Als je aan het bouwen bent, zal je vroeg of laat ook moeten kiezen welke trappen je nieuwe woonst mogen sieren. Er bestaan verschillende soorten trappen, die uit verschillende materialen kunnen opgetrokken worden. Hier vind je een overzicht van de trappen die er bestaan, zodat je een weloverwogen keuze kan maken.
– Rechte steektrap: de gewone trap, neemt weinig plaats in.
– Kwartdraaitrap: trap met onder- of bovenaan een kwartdraaiing.
– Bordestrap: rechte trap met aan de onder- of bovenzijde een plateau.
– Wenteltrap: een trap in een draaivorming, is plaatsbesparend.
– Ruimtebesparende trap: neemt weinig plaats in, wordt daarom vaak in kelders en zolders geplaatst.
– Hout: dit is het meest voorkomende materiaal om een trap mee te bouwen. Houten trappen worden behandeld met vernis of verf. Ze kunnen ook met tapijt bekleed worden
– Metaal: deze trappen moeten niet behandeld worden. Het risico op slippen wordt tegengehouden door roosteroppervlakten.
– Natuursteen: het duurste materiaal om een trap uit te maken. Is duurzaam en gaat lang mee, maar kost ook enorm veel.
Hoeveel je trap zal kosten, is voornamelijk afhankelijk van de keuze van het materiaal dat je wilt gebruiken voor de trap. Zo zal een houten trap in grenen hout goedkoper zijn dan een trap in tropisch of beukenhout. Van alle trappen is de wenteltrap de duurste soort trap.
Heb je een kamer die dringend aan nieuw behang toe is? Dan heb je de keuze tussen laten behangen of zelf behangen. Zelf behangen is trouwens helemaal niet zo moeilijk. Hier vind je een stappenplan met om je er goed op voor te bereiden.
Als je gaat behangen, is de kans groot dat je zal knoeien. Dek de vloer af met folie, die je vastmaakt met tape. Schakel vervolgens de stroom uit en verwijder de stopcontacten en schakelaars.
Zijn er twee lagen oud behang, die goed vastzitten, dan kan je nieuw behang plakken. Het mooiste resultaat krijg je echter als je nieuw behang op een kale muur plakt. Zorg er, als je over oude lagen plakt, steeds voor dat je de dikke naden gladschuurt. Plak de losse stukken goed vast.
Je kan ervoor kiezen het oud behang droog of nat te verwijderen. Droog verwijderen kan je gewoon doen door een bovenhoek los te peuteren en zo het papier schuin eraf te trekken. Als je het behang nat verwijderd, heb je lauw water nodig, eventueel gecombineerd met een afweek- of afwasmiddel. Bevochtig het papier met een spons of een plantenspuit. Laat het intrekken en steek het behang dan weg met een plamuurmes. Je kan het behang ook afstomen met een speciaal apparaat.
Dicht barsten en gaten met een vulmiddel en schuur de plekken met fijn schuurpapier na. Bij diepe scheuren kan je best glasvlies in het natte vulmiddel stoppen. Schuur bulten weg. Een wand kan je best eerst behangen met een behang-wisselgrond. Dat is namelijk erg handig als je in de toekomst zelf gaat behangen, je kan het behang er dan immers vlot vanaf halen.
Meet de hoogte van de baan die je zal nodig hebben, en tel hierbij een marge van 10 centimeter, 5 voor onder en 5 voor boven.
Er bestaat lijm voor licht en voor zwaar behang. Breng de behanglijm op het papier aan en laat het een aantal minuten intrekken. Strijk eerst een derde Voor zwaardere behangsoorten bestaat er een lijm die je rechtstreeks op de muur kan aanbrengen.
Pompoenen zijn lekker en eenvoudig te telen. Als je een beetje moeite doet, kan je zelfs erg grote pompoenen kweken.
Pompoenen zaai je tussen april en juni best in potjes. Zaai twee zaadjes per potje, zodat je het sterkste kan overhouden. Duw de zaadjes zacht in een laagje grond en bedek dat met wat extra grond. Je mag de zaadjes niet te diep zaaien. Als de wortels door de bodem van de pot komen, is het tijd om de zaailingen over te planten. Plant ze zo’n twee à drie meter uit elkaar. Zaden kunnen ook rechtstreeks in de grond gezaaid worden tussen het einde van mei en de vroege zomer. Kies een zonnig plekje dat voldoende afgeschermd is en verbeter de grond met compost. Als de zaailingen kiemen, mag je de zwakste verwijderen.
Bescherm de zaailingen met mulch en voed ze regelmatig met meststof. Geef ze ook geregeld water tijdens het bloeiseizoen. Verwijder sommige vruchten voor ze zich verder ontwikkelen, houd twee tot drie vruchten per plant over. Op die manier zal je grotere pompoenen krijgen. Als de pompoenen groter worden, til ze dan op met een stuk hout of een baksteen, om zo te voorkomen dat ze gaan rotten. Verwijder bladeren waardoor de pompoenen in de schaduw te zitten komen. Als er een risico is op vroege vorst, bescherm de pompoenen dan met stro of karton.
Laat de vruchten zo lang mogelijk op de plant, zodat ze kunnen groeien en rijpen. Wanneer de stengel breekt en de schil erg dik is, is de pompoen klaar om geoogst te worden. Leg de pompoenen vier dagen buiten in de zon of bewaar ze binnen bij een temperatuur van 27° tot 32° C, zodat ze kunnen harden. Pompoenen kunnen vier tot zes maanden bewaard worden. Bewaar je pompoenen op een koele plaats, bij een temperatuur rond 10°C.
Ben je het beu om je huis steeds schoon te maken met milieuverontreinigende poetsmiddelen? De volgende natuurlijke producten staan waarschijnlijk in je keukenkast, werken even goed en zijn veel beter voor het milieu.
Azijn heeft iedereen wel op voorraad. Je kunt er gemakkelijk en snel vlekken, zeepresten en kalkaanslag mee verwijderen. Het is ook een uitstekend product om metalen voorwerpen mee te poetsen en slechte geuren mee te verwijderen.
Citroensap verdrijft slechte geurtjes. Je kan er erg goed glas mee poetsen, vlekken op aluminium, in kleding, op koper en op porselein mee verwijderen.
Voorwerpen die aan het roesten zijn? Dan is zout een heel efficiënt middeltje. Om koper schoon te maken, kan je het zout mengen met wat citroensap.
Essentiële oliën verspreiden een heerlijke geur en kunnen zo kwalijke geurtjes verdrijven, maar hebben ook een desinfecterende werking. Aan een paar druppeltjes heb je genoeg voor een hele dag!
Zuiveringszout, ook wel bekend als natriumcarbonaat, is multifunctioneel. Het kan leidingen ontstoppen, glanzende oppervlakten laten blinken, zuren neutraliseren en moeilijke vlekken verwijderen. Zuiveringszout kan ook slechte geurtjes uit je tapijten en stoffen bekleding verwijderen.
Niets zo lekker als aardbeien uit de eigen tuin. Aardbeien zijn een fruitsoort die gemakkelijk te kweken is. Eén aardbeienplant kan je verschillende jaren lang aardbeien leveren. Aardbeienplanten kunnen gemakkelijk overwinteren, je hoeft dus niet iedere keer andere aardbeien te kopen.
Aardbeien kun je in principe op elke ondergrond telen, maar een lichtzure ondergrond die waterdoorlatend is, is het beste. Tijdens de herfst kun je de bodem al goed voorbereiden door hem van een portie organische mest te voorzien.
De aardbeien plant je dan aan in de late zomer, zodat je in juni of juli van het volgende jaar kunt oogsten. Bij verlate teelt worden de planten echter in een koelcel bewaard. Van maart tot begin juli kan je ze dan nog uitplanten in openlucht. Twee maanden na het planten kan je dan oogsten. Voor de doordragende soorten, die gedurende vier tot vijf maanden continu geoogst kunnen worden, wordt minder vaak gekozen.
Om een aardbeienbed aan te leggen kun je best de grond verhogen, zodat het regenwater gemakkelijk afgevoerd wordt. Eventueel kan je folie op het bed leggen, zodat er geen onkruid tussen de planten verschijnt en je vroege uitlopers die de planten verzwakken gemakkelijk kunt wegnemen. Na het aanleggen van je aardbeienbed kan je de aardbeien in rijen aanplanten. Zorg dat er een onderlinge afstand is van 10 à 15 centimeter.
Aardbeien hoeven niet altijd in volle grond geteeld te worden. Je kunt ze ook in potten (bijvoorbeeld op je terras of je balkon) telen.
Kies voor een voldoende ruime bak of pot in plastic of terracotta. De bak of pot moet ook voldoende afwateringskanalen hebben, aardbeien staan immers niet graag te nat. Vul de bak of pot voor de helft tot driekwart met potgrond. Haal de aardbeienplantjes voorzichtig uit de potjes en plaats ze op de potgrond. Vul de bak of pot daarna verder aan en laat onder de rand een ruimte van een aantal centimeter. Begiet de aardbeienplanten na het planten meteen.
Aardbeien staan graag in de zon, een zonnige plaats voor het aardbeienbed of -pot is dus zeker aan te raden. Maar te sterk zonlicht is ook niet goed, zeker niet voor jonge plantjes. Probeer de aardbeienplantjes ook zoveel mogelijk af te schermen van de wind.
Aardbeien houden niet van te veel water, maar een te droge of uitgedroogde grond is ook niet aan te raden. De potgrond moet dus altijd vochtig genoeg zijn. Geef de plantjes regelmatig water, tijdens hete zomerperiodes mag dat zelfs iedere dag gebeuren.