Asperges worden al meer dan 2000 jaar geteeld en nog steeds vind je ze in veel moestuintjes terug. Dit is niet verrassend, want een aspergeplant die goed onderhouden wordt, levert elk jaar een flinke oogst op. Wil jij ook je eigen asperges kweken? Dan vind je hieronder alle informatie die je nodig hebt.
De twee bekendste aspergesoorten zijn:
Groene asperges, die boven de aarde groeien
Witte asperges (ook bekend als ‘het witte goud’), die in hoge bedden in de aarde groeien om verkleuring te voorkomen
Een aspergeplant voelt zich het beste thuis in een gematigd tot warm klimaat met een koel seizoen. De temperaturen in België en Nederland zijn dus doorgaans ideaal. Let vooral bij het kweken van groene asperges wel op voor late vorstnachten.
Asperges plant je best ergens waar ze op een heldere dag minstens 7 uur zon krijgen. Oostelijke of noordelijke hellingen warmen in de lente sneller op dan westelijke of zuidelijke en genieten dus de voorkeur.
Verder is het aan te raden dat je de planten aan de zijkant van je moestuintje of bij andere vaste planten zoals rabarber of braamstruiken zet. Op die manier stoor je ze niet bij andere tuinactiviteiten. Aspergeplanten groeien uitstekend in een losse, diepe bodem. Een zanderige leemgrond is dus ideaal.
Je mag asperges vroeg in de lente (februari/ maart) beginnen aan te planten. Zaden laten ontkiemen vraagt veel inspanning, dus begin je beter met jonge plantjes.
Plaats de plantjes in de grond in 15 à 20 cm diepe geulen. Laat minstens 7 cm ruimte tussen de verschillende rijen en zo’n 45cm tussen elke plant. Nadat je de wortels gelijkmatig hebt uitgespreid, bedek je ze met 5 à 10 cm aarde.
Indien je nog oude aspergeplanten in je moestuintje hebt staan, mag je de nieuwe hier nooit tussenplanten. De oude planten zullen namelijk de groei van de jonge belemmeren.
Eventueel kan je een laag mulch (bijvoorbeeld bladeren, gras, stro of dennennaalden) van een 5-tal cm aanbrengen. Dit verkleint de kans op onkruid en zorgt ervoor dat het vocht in de ondergrond beter wordt vastgehouden.
Geef de asperges tijdens hun eerste groeiseizoen genoeg water om ervoor te zorgen dat de bovenste 30 cm van de grond doordrenkt is. Daarna volstaat het om één keer per week water te geven.
Asperges zijn klaar om te oogsten als ze zo’n 15 cm groot zijn. Breek ze net aan de oppervlakte af.
Oogst de asperges nooit in het jaar dat ze geplant zijn. In het tweede jaar kan je de scheuten gedurende twee weken oogsten, in het derde jaar vier weken en vanaf dan kan je de oogstperiode uitbreiden tot 6 à 8 weken.
Bonen behoren tot de familie van de vlinderbloemigen. Door hun hoog magnesium- en eiwitgehalte zijn ze niet alleen lekker, maar ook nog eens heel goed voor je gezondheid. Wil je graag je eigen boontjes kweken? Dan vind je hieronder alle nodige informatie.
Deze populaire peulvrucht bestaat in heel wat varianten. Zo zijn er naast de alom gekende prinsessenboontjes ook sperziebonen, Chinese bonen, snijbonen, spekbonen, pronkbonen, enzv.
De bonenplant groeide oorspronkelijk in Zuid-Amerika. Hij voelt zich het beste thuis in een warm klimaat met temperaturen tussen 15 en 30°C. In de lente en de zomer kan je ook in België zonder problemen bonen kweken.
Je zaait en plant bonen bij voorkeur op een plekje dat ongeveer een halve dag volop zon krijgt. Zorg wel dat ze beschut zijn tegen wind en mogelijke hitte.
Een bonenplant groeit het best in een goed doorlatende ondergrond vermengt met compost of mulch (bijvoorbeeld bladeren, stro, gras of dennennaalden).
Bonen kunnen gezaaid worden vanaf het moment dat er geen kans meer is op vorst. Plant ze op 10 à 15 cm van elkaar en hou tussen de rijen een afstand van ongeveer 60 cm bij stambomen en 1 m bij stokbonen.
Stokbonen zet je best op één van deze twee manieren:
• ‘Wigwams’: telkens twee stokken van 2,4 meter die je boven aan elkaar bindt met een touw
• Een parallelle rij stokken die je bovenaan vastmaakt aan een horizontale stok.
In hun bloeiperiode hebben bonen veel vocht nodig. Voorzie ze dus van voldoende water. Bemesten hoef je niet regelmatig te doen, één keer is voldoende.
Boontjes tijdig plukken is belangrijk, omdat té dikke peulen hun lekkere smaak verliezen. Bovendien brengt een bonenplant die regelmatig geplukt wordt meer vruchten voort. Tijdens het zomerseizoen oogst je dus best zo’n twee keer per week.
Een uitzondering op deze regel zijn droogbonen. Bij deze soort wacht je bij voorkeur tot de peulen helemaal rijp zijn en uitdroging vertonen aan de stengel.
Huisdieren houden van planten. Of liever: ze houden ervan ermee te spelen en ze alzo te verknoeien. Soms houden ze ervan in de grond te graven en een boeltje te creëren. Andere keren richten ze hun aandacht dan weer op de bladeren. Maar telkens met hetzelfde resultaat: je planten begeven het.
Komt bovenstaande beschrijving je bekend voor? Dan ken je hoogstwaarschijnlijk de volgende tips nog niet. Want planten en huisdieren zijn wel degelijk te doen. Maar dan moet je wel volgende tips toepassen natuurlijk.
Een tijdelijke, maar efficiënte oplossing is het plaatsen van tandenstokers, of andere scherpe zaken, in de bodem van je planten. Je huisdieren zullen erdoor afgeschrikt worden en zullen hun interesse in je planten dan ook snel verliezen.
Voor een meer permanente, maar niet minder creatieve, oplossing voor je plantproblemen neem je ijzerdraad en (kiezel-)stenen bij de hand. De stenen gebruik je om de bodem van je planten mee te bedekken. Met de ijzerdraad span je vervolgens je planten om. Zo worden je geliefde planten onbereikbaar voor je huisdieren. Maar het oog wil natuurlijk ook wat! In decoratiewinkels vind je ongetwijfeld mooie, decoratieve stenen die het interieur van je woning flatteren.
Om je planten te beschermen, moet je creatief zijn. Wat denk je van een peper- en lookspray? Je leest het goed, door het bespuiten van je planten met deze onaangename geur zullen je huisdieren je planten voortaan graag met rust laten. Mix daarom water, stukjes peper en lookpoeder en verstuif het mengsel over je planten.
Indien je voorgaande tips naleeft, zal je er spoedig van overtuigd zijn dat planten en dieren wel degelijk een mogelijke combinatie kunnen zijn. Tenzij je giftige planten hebt staan natuurlijk. Aangezien dergelijke planten ernstige gezondheidsproblemen bij je huisdieren kunnen veroorzaken, kan je ze best verwijderen. De sagopalm, de kalanchoë en de kerstster zijn dergelijke, giftige, planten.
• Sagopalm
Wanneer je huisdier in contact komt met deze plant, bijvoorbeeld door het eten van zijn bladeren, zijn de volgende ziektesymptomen hoogstwaarschijnlijk present: sterke dorst, maag- en darmontstekingen, kneuzingen en leverbeschadigingen.
• Kalanchoë
Ook de Kalanchoë zet je beter niet wanneer je huisdieren hebt. Deze plant zal namelijk een abnormale hartslag of omvang van het hart veroorzaken.
• Kerstster
Ook de kerstster of poinsettia is te vermijden. Haar melkachtige sap leidt tot irritatie van mond, ogen en maag. Daarnaast kan het ook hoofdbeving, mercurieel ptyalisme en krabwonden veroorzaken.
In de supermarkt vind je een uitgebreid gamma aan groenten. Toch kan niets ervan tippen aan groenten uit een eigen moestuin. Naast de heerlijke smaak van je eigen groenten, vergt het onderhoud ervan nauwelijks energie en moeite. Je kan het zelfs als een gezonde hobby beschouwen. Nog niet overtuigd om je eigen moestuintje te beginnen? Denk dan aan het geld dat je zult besparen in de supermarkt.
Het enige wat je nodig hebt om je eigen moestuintje aan te leggen is een stukje grond en de juiste planning- en plantingtechnieken. Dat is echter geen helse opdracht. Het belangrijkste dat je moet weten is dat je de seizoenen moet volgen.
Ongeacht het seizoen, het voorbereiden van de bodem is altijd belangrijk. Woel de bodem om met een riek zodat klonters aarde uiteenvallen. Voorzie de aarde daarna van wat compost zodat de aarde korrelig, maar niet glad, aanvoelt. Mix vervolgens zaden (met dezelfde groeicondities) in een kom en vul de korrelige gaatjes met de mix. Om de zaadjes niet te veel rond te strooien kan je een hark gebruiken. Besproei vervolgens de bodem om het kiemproces te stimuleren.
Afhankelijk van de bodem en het seizoen, zal de zadenmix binnen de drie tot zeven dagen beginnen kiemen. Wanneer, later, enkele planten er vermoeid uitzien, moet je het gehele voorbereidingsproces herhalen.
Wintergroenten plant je wanneer de bodem bewerkbaar wordt. De zon doet de temperatuur toenemen van de bovenste laag van de bodem. Dat is al voldoende om het ontkiemingproces in gang te zetten. Je kan de planten best afschermen zodat ze beschermd zijn tegen temperatuur- en vochtigheidsverschillen.
Wanneer de gure, vrieskoude winterdagen achter de rug zijn, kan je warmtegevoelige groenten beginnen zaden. Zorg er bij warme zomerdagen voor dat je de planten regelmatig van water voorziet en oogst steeds ogenblikkelijk.
Vanaf het moment dat de pieken overdag minder dan 26 graden bedragen, schakel je best terug over op wintergroenten. Denk eraan dat de groei sterk vermindert naarmate de dagen korten. Wacht dus niet te lang met het planten van de volgende serie groenten. Een nieuwe oogst per week is zeker niet te veel.
Om verrotting tegen te gaan, zorg je ervoor dat je de zaden niet te dicht bijeen plant en dat je de bodem niet te vaak besproeit. Zorg er ook voor dat je het afgevallen gebladerte snel verwijdert. Dat vormt namelijk de ideale basis voor verrotting. Aangezien de groenten uit je moestuin bestemd zijn om op te eten, vermijd je best chemicaliën om insecten te weren. Scherm je planten liever af zodat insecten geen kans krijgen om je planten aan te tasten.
Je hoeft geen hele boomgaard te hebben om van je eigen gekweekte fruit te genieten. Maar hoe begin je nu eigenlijk met het kweken van je eigen fruit?
De eerste stap die je zet, is het kiezen van een boom. Een goede keuze is cruciaal voor de uiteindelijke fruitteelt, daarom zijn bij de keuze van een fruitboom de volgende punten belangrijk:
• Bekijk de wortels goed en ga na of er geen tekenen van ziektes zijn
• Hou rekening met de uiteindelijke grootte van de boom
• Ga na of de boom zichzelf kan bevruchten of niet
Wanneer je geen boom wil kopen, kan je ook zelf een fruitboom kweken. Je plant een zaadje van de vrucht in de grond en je laat het ontkiemde zaadje uitgroeien tot een boom. Let wel op: de vruchten zullen niet de smaak hebben van de oorspronkelijke vrucht.
De meeste fruitbomen hebben veel zonlicht nodig zodat er veel zoete vruchten aan de boom kunnen groeien. Geef de boom daarom de meest zonnige plaats in je tuin, maar beschut hem tegen de wind. Als je de boom plant, geef hem dan genoeg plaats, zo heeft je boom alle ruimte om te groeien. Zorg er ook voor dat de bodem los genoeg is.
Sommige fruitsoorten plant je best niet op de laagst gelegen plaats van je tuin: daar is het altijd kouder en zo loopt de plant kans op vorstschade.
De beste grondsoorten om fruitbomen te planten zijn leemgrond, kleigrond en humushoudende zandgrond. Als je niet weet welke soort grond je hebt, kan je die altijd laten testen, dit kan ook goed van pas komen wanneer je moet bemesten.
Na het planten kan je best nog wat voorzorgsmaatregelen nemen, zodat het jonge boompje goed beschermd is: leg een boomband aan, bescherm de boomstam met gaas en houd de grond vochtig.
Fruitbomen halen voedingsstoffen uit de bodem. Wanneer de bodem van de tuin niet genoeg voedingsstoffen heeft, zal de boom niet ten volle kunnen groeien en vruchten dragen. Bemesting is dus erg belangrijk.
Maar hoe weet je welke voedingsstoffen niet aanwezig zijn in de bodem? Je kan een analyse laten maken van de bodem, zodat je exact weet welke voedingsstoffen je nog moet toevoegen. Dit verschilt van boom tot boom.
De bestanddelen van een goede fruitboombodem zijn:
• Stikstof (N)
• Fosfor (P)
• Kalium (K)
• Kalk (Ca)
• Magnesium (Mg)
Daarbij zijn ook nog enkele sporenelementen belangrijk (zink, koper, zwavel,…), maar van deze stoffen is maar weinig nodig. Een goede bemesting levert goede resultaten. Probeer niet te veel mest te gebruiken want overdaad schaadt.
Ben je gek op verse kruiden? Dan is dit een leuke tip.
• Een plantenbak
• Grond
• Kruiden
• Een gieter met water
• Meststof
Het is het makkelijkst als je kruiden koopt, dan hoef je niet te wachten tot de zaden ontkiemd en de kruiden voldoende gegroeid zijn. In een speciaalzaak heb je de keuze uit vele kruiden die je meteen kan planten. Tegenwoordig kan je zelfs in de supermarkt potjes met verse kruiden kopen.
Plant niet te veel kruiden in de plantenbak, ze zullen nog groeien en meer ruimte gaan innemen. Geef ieder plantje een goede plaats. Kruiden die gaan hangen kan je bijvoorbeeld vooraan plaatsen, kruiden die erg hoog worden kan je achteraan plaatsen. Vul de plantenbak met potgrond en zet dan de kruiden erin. Voordat je de kruiden erin zet, kan je de wortelkluit een beetje uit elkaar halen: zo groeien de wortels sneller. Geef de planten water. Houd er rekening mee dat je een kruidentuintje op de vensterbank vaak water moet geven.
Zoek een zonnige plaats uit voor je kruidentuintje, in de buurt van de keuken. Zo kan je tijdens het koken snel verse kruiden aan je gerechten toevoegen.
Als je kruiden nodig hebt, is het verstandig om bovenaan de plant te beginnen met plukken: dat stimuleert de groei.
Kruiden in een pot hebben, net zoals kamerplanten, mest nodig. Bemest ze zo nu en dan, dan kunnen ze weer voedingsstoffen halen uit de grond. Als je ze te veel mest geeft, bestaat er een kans dat de kruiden snel verdorren.
Nog een keukentip: je kan verse kruiden ook zelf drogen of invriezen. Zo heb je altijd kruiden bij de hand.
Welke kruiden kan je het beste gebruiken om te planten in een plantenbak? Er zijn erg veel verschillende soorten, dus je zal zeker iets vinden dat je aanstaat. Een paar voorbeelden van kruidentuintjes:
• Munt, basilicum, rode basilicum, bieslook en citroenmelisse.
• Peterselie, tijm, koriander, rozemarijn, salie en kervel
• Dille, oregano, lavas, dragon en bonenkruid
Steeds meer mensen kiezen ervoor organisch te tuinieren, om zo smakelijke eetbare gewassen te kweken zonder het gebruik van chemicaliën en meststoffen. Het voedsel dat daaruit voortkomt is gezonder, smakelijker en, wat meer is, je weet precies wat er mee gebeurd is.
Gecomposteerde boomschors, blad- en tuincompost kunnen met de grond vermengd of op de bodem verspreid worden. Het weer en de wormen zullen er dan wel voor zorgen dat het gemakkelijk intrekt. De compost zal de drainage van de vochtige bodem in de hand werken en de droge bodem bevochtigen en voedingsstoffen bezorgen.
Snoeiafval, schillen, theezakjes, oude bloemkoppen en zelfs kleine stukje krant kunnen gebruikt worden als een voedingsrijke compost. Vul een compostbak met een goede mix groene en bruine resten, dus niet alleen groen spul als gras. Dat zou immers een stinkende drab vormen.
Voorkom onkruid door een tapijt van boomschors, bladcompost of gecomposteerd stro aan te leggen. Als er onkruid verschijnt, trek het dan uit voordat de planten zaadjes krijgen. Gooi de onkruidplanten op de composthoop, behalve die met sterke wortels.
Sterke planten zullen minder onderhevig zijn aan ziekten . Kies altijd planten die goed bloeien in op de bodem in jouw tuin.
Grijp niet meteen naar chemicaliën wanneer diertjes zich op je planten richten. Maak van je tuin een veilige haven voor dieren, vogels en insecten. En laat hen het werk voor jou doen. Zij kunnen het ongedierte in je tuin namelijk tegenhouden.
Verander ieder jaar de locatie van je groenten, zodat er zich geen ziekten kunenn manifesteren en de planten niet uitdrogen. Daardoor worden ze immers ook vatbaar voor ziekten.
Onderwerp regelmatig alle planten aan een grondige controle. Een paar bladluizen kunnen nog platgedrukt worden voor ze zich ontwikkelen tot een invasie. Zieke delen van een plant kun je nog afsnijden.
Geraniums zijn planten die zowel buiten als binnen kunnen groeien en bloeien. Deze planten genieten graag van zonnestralen, maar kunnen ook overleven als de temperatuur lichtjes rond het vriespunt hangt. We geven je alvast enkele tips om je geraniums mooi en in leven te houden.
Als het warm is, houden geraniums ervan om een beetje in de schaduw en niet in volle zon te staan. In koudere klimaten daarentegen staan ze liever recht in de zon om te kunnen groeien. Als je verschillende planten hebt, zal je merken dat hun kleuren intenser worden in doffer licht.
Aangezien het nogal tere planten zijn, is het best ze pas in de late lente buiten te planten. Een geranium kan wel lichte vorst verdragen als hij aangepast is, maar hij is niet opgewassen tegen lage vriestemperaturen. Wil je een geranium enkel binnenshuis houden? Dat kan door ze eenvoudigweg voor een raam te plaatsen waarop de zon veel schijnt.
Op het einde van de zomer of zelfs in het begin van de herfst, kan je best je geranium naar binnen halen, zodat hij kan overwinteren. Voor je dat doet, snoei je best ongeveer een derde van zijn totale omvang. Wanneer de lente aanbreekt, kan je hem terug buiten planten.
Aarde die het water snel absorbeert en voldoende lucht zijn van belang voor een geranium. Je geeft hem best pas water als de grond droog aanvoelt. Wanneer je dat doet, let er dan op dat hij niet in het water zwemt. Verwijder regelmatig dode bloemknoppen en rotte bladeren. Op die manier krijgen nieuwe bloemknoppen namelijk de kans om te groeien.
Tijdens zijn actieve bloeiperiode, van de lente tot halfweg de zomer, bemest je de geranium best iedere 2 tot 4 weken. Maar wees voorzichtig met meststoffen. Aan de ene kant zullen ze ervoor zorgen dat je geranium weelderige bloemen en bladeren krijgt. Aan de andere kant bevatten ze vaak een hoog stikstofgehalte dat verhindert dat je geranium een aromatisch gebladerte of grote bloemen krijgt.
Sommige geraniums worden heel groot en krijgen enorm veel bladeren, waardoor ze gaan hangen. Net daardoor zal hun mooie vorm verdwijnen. Je kan eventueel stokken in de aarde steken en de geranium er voorzichtig aan vasthechten, zodat hij de gewenste vorm krijgt. Hierdoor zal hij langs de stokken naar boven groeien en niet meer gaan hangen.
We kennen ze onder naam geraniums, maar eigenlijk horen ze tot het Pelargoniumgeslacht. Die laatste bevat om en bij de 250 soorten die in allerlei gebieden kunnen voorkomen. In de 18de eeuw werd de geranium voor het eerst bekend om zijn lekkere geur en opvallende bladstructuur. Niet zo lang geleden werden deze bloemen vervangen door geraniums met opvallende bloemkoppen. Maar sinds kort zijn een aantal geurende en kleurvolle geraniums van vroeger terug beschikbaar.
Als je naar een geranium kijkt, zal je merken dat het een prachtige plant is die alles heeft: veel kleuren, een lekkere geur, een lange bloeiperiode en een mooie bladstructuur. Zelfs als je geen tuin hebt, kan je gewoon binnenshuis genieten van een geranium.
Jarenlang werden geraniums gemengd gekweekt wat vaak heel mooie, nieuwe soorten opleverde. Het nadeel van deze vermenging is dat hun oorspronkelijke soort moeilijk op te sporen is. Hieronder vind je een overzicht van de verschillende geraniums
• Kleurrijk gebladerde geraniums
Deze geranium combineert groen, koraal, wit, geel en zelfs brons in zijn bladeren, zodat je hem meteen herkent. Zijn bloemen kunnen ook bovengenoemde kleuren krijgen, waardoor hij enig is in zijn soort. De groep waartoe deze plant hoort heet de zonale groep. Planten die in deze groep voorkomen kunnen ’s zomers in bloembakken aan het raam geplaatst worden. Ze houden van de zon, maar kunnen ook goed schaduw verdragen. Deze rechtopstaande plant kan klein blijven (de zogenaamde dwerg) maar kan ook groter worden, tot ongeveer een halve meter.
• Stergeraniums
Binnen de zonale groep komt ook nog een ander soort geranium voor, die evenwel opvalt door zijn stervormige bladeren en weelderige bloemen. De stergeraniums, zoals ze genoemd worden, zijn kleurrijk, maar worden niet zo groot als hun soortgenoot.
• Hanggeraniums
Als je grote ramen hebt die je wil opfleuren met bloemen, kan je best hanggeraniums gebruiken. Ook om hangende bloembakken op te vullen zijn deze bloemen ideaal. Dit soort geranium is gekend voor zijn witte, roze en paarse bloemen.
• Koninklijke geraniums
De bloemen van deze geranium kunnen vrij groot en kleurrijk worden. Ze kunnen rood, wit, oranje en paars gekleurd zijn. Deze plant, ook wel gekend onder de naam Martha Washington, staat liever gedeeltelijk in de schaduw.
• Geurende geraniums
Je kent ze vast wel: geraniums die de geur van munt, rozen of appels verspreiden. De meest gekende is wellicht de Citronella of de Citrosa, waarvan gezegd wordt dat zijn geur de muggen weghoudt. Grote bloemen krijgt deze geranium niet, maar het kan wel een grote plant worden.
Ook in de winter hebben je rozen de nodige verzorging nodig. Hier lees je hoe je je rozen tegen het winterweer beschermt.
Begiet, nadat het de eerste keer gevroren heeft maar voordat de grond volledig bevriest, de bodem grondig met water. Knip dode of zieke stengels af en verwijder de bladeren en de zaden rond de basis van iedere plant.
Breng in de late herfst verse compost aan en hoop dan zo’n 20 centimeter compost of aarde op rond de basis van iedere plant. Zo bescherm je de rozen tegen de impact van het strenge winterweer.
Klimrozen hebben extra zorg nodig. Maak de stengels los van hun steuntjes, leg ze vervolgens op de grond en bedek ze met aarde. Maak de lange takken extra vast, zodat ze niet gaan zwiepen als het hard waait.
Om rozenstruiken te beschermen, kun je de basis van de struiken bedekken met een 10 centimeter dikke laag van zanderig leem en compost. De belangrijkste stengels kun je bedekken met jute. Doe dit in de late herfst en verwijder de jutedoek en de helft van het mengsel in de lente, wanneer de rozen lekker beginnen ruiken.